24 juni 2016
Dat de Brexit op de beurs rake klappen uitdeelt, zal niemand zijn ontgaan. Omdat de auto-industrie een grote rol speelt in de economie van het Verenigd Koninkrijk, wordt er nu al veel gespeculeerd over de eventuele gevolgen van de referendum-uitslag.
Goed, British Leyland bestaat al jaren niet meer en de meeste Britse merken zijn inmiddels in handen van buitenlandse bedrijven. Dat betekent zeker niet dat Groot-Brittannië niets meer voorstelt op de wereldkaart van de auto-industrie. Van de 20 grootste autofabrikanten hebben er 18 een aanzienlijke basis in het Verenigd Koninkrijk. Doordat veel (met name Japanse) merken er enorme fabrieken hebben, draagt de autobranche jaarlijks miljarden bij aan de economie van het eiland. 2015 was zelfs een recordjaar: toen werden er 1.587.677 auto’s gebouwd. Bijna 80 procent van dat enorme aantal vertrok naar wat de Britten ‘the continent’ noemen.
Forse investeringen
Grote spelers in de Britse auto-industrie hebben de hand de laatste jaren bepaald niet op de knip gehouden. Zo pompte Honda vorig jaar nog 275 miljoen in z’n faciliteit in Swindon en gaf Nissan, dat in Sunderland maar liefst 475.000 auto’s per jaar bouwt, in april van dit jaar te kennen 22 miljoen pond te gaan investeren om de productie nog verder te kunnen opschroeven.
Ook bij Honda en Toyota vindt een aanzienlijk deel van de Europese productie aan de overkant van de Noordzee plaats. Behalve de Japanners is onder meer BMW een belangrijke speler, vooral dankzij Mini. De hippe retro-modellen worden immers niet alleen in Born, maar ook nog altijd in Oxford in elkaar geschroefd. Het Indiase Tata zag z’n aandelen na de Brexit een historisch grote val doormaken: het bedrijf is eigenaar van Jaguar en Land Rover, merken die het omwille van hun identiteit niet kunnen maken om de productie naar elders te verplaatsen.
Importheffingen
Gelukkig voor Tata is het zeer de vraag of dat verplaatsen wenselijk is. Van de leden van handelsorganisatie ‘Society of Motor Manufacturers and Traders’ (SMMT) bevond 77 procent zich voorafgaand aan het referendum in het ‘remain’-kamp. Zij wilden in de EU blijven uit angst voor importheffingen, die de in het VK geproduceerde auto’s in de EU duurder zouden kunnen maken.
De overige 23 procent ziet de dalende koers van de pond – die vandaag op het laagste niveau sinds 1985 staat – als kans om de prijzen op het vasteland juist laag te houden. Aston Martin, in handen van een groep investeerders onder leiding van de Brit David Richards, bevindt zich onder hen. Wel dringt het exclusieve merk aan op het bedingen van een heffingsvrije toegang tot de EU, iets waarvan voor de meeste fabrikanten veel afhangt.
Import
Ondanks de enorme productie-aantallen is de helft van de in het Verenigd Koninkrijk verkochte auto’s van Duitse afkomst. Maar liefst een vijfde van alle in Duitsland gebouwde auto’s gaat volgens de Financial Times naar deze linksrijdende landen, goed voor een totaal van 820.000 voertuigen. Ook voor hen is de Brexit dus een belangrijk thema, maar net als de op het eiland producerende fabrikanten overheerst op dit moment de afwachtende houding.
Onzekerheid
Max Erich, sectoreconoom Automotive bij ING, snapt die onzekerheid wel: “Op dit moment eigenlijk alles nog onduidelijk. Over die eventuele importheffing zullen allerlei onderhandelingen komen en pas daarna weten we wat de gevolgen van de Brexit zullen zijn voor de Britten en de Nederlandse autokoper.” Onze eigen belasting-expert Roy Kleijwegt ziet in die onzekerheid een gevaar: “Juist het feit dat we niet precies weten wat de gevolgen zullen zijn, zal er voor zorgen dat autofabrikanten hun geld liever in hun zak houden of het elders investeren.” Voor reeds gemaakte beloftes betekent dat gelukkig niets. Honda’s medewerkers in Swindon kunnen dus rustig slapen: de tiende generatie Civic zal nog steeds door hen gebouwd gaan worden.